Arboretum Oudenbosch, erfenis van een kloostertuin

Door Johan van Oosterhout, voorzitter stichting Arboretum Oudenbosch; eigen foto’s tenzij anders vermeld.

Het is vast geen toeval dat middenin het kleine Oudenbosch een grote botanische tuin ligt. Evenmin lijkt het vreemd dat men hier spreekt van een voormalige kloostertuin, omdat die haast geheel is omsloten door monumentale gebouwen, alle met een rijke religieuze historie. We stellen ons dan ook de vraag hoezeer de botanische tuin Arboretum Oudenbosch, verder Arboretum, is geworteld in de religieuze historie van zijn omgeving. Wie waren en wat was van doorslaggevende betekenis voor zijn ontstaan en ontwikkeling? Wat waren daarbij beslissende momenten? En wat herinnert in de tuin nog aan een religieus verleden? Het zijn vragen die passen bij het jaarthema 'religieus erfgoed, bomen van herinnering'.

Bij het zoeken naar antwoorden kunnen we ruimschoots putten uit boeken en artikelen over de rijke religieuze historie van Oudenbosch. Daarin is veel terug te vinden over twee voor de grondslag van het Arboretum belangrijke ontwikkelingen aan de Markt in de vroege negentiende eeuw. Het verhaal begint echter al eind dertiende eeuw, als aanloop naar de relevante gebeurtenissen omstreeks 1840 en maakt daarna een sprong in de tijd naar de jaren ’60 en ’80 van de vorige eeuw die van beslissende invloed zijn voor de geboorteakte van het Arboretum. De recente ontwikkelingen in deze eeuw maken het verhaal compleet en eindigt met de actualiteit van 2020.

In den beginne

In december 1275 schenken Arnoud van Leuven en zijn echtgenote Elisabeth, heer en vrouwe van Breda, het Baerlebosch en tweehonderd bunder moeras aan de cisterciënzers van de abdij Sint-Bernardus te Hemiksem. Deze kloosterorde, die toen al een ‘pied `a terre’ had in de Uythof (Bovendonk) in het latere Hoeven, was in heel West-Brabant actief met aanvankelijk de ontwikkeling van de zandgronden en later de ontginning van de veenmoerassen. Omdat de exploitatie in deze streek voorspoedig verloopt, koopt de abdij in 1282 van de eerdergenoemde Arnoud van Leuven een gebied van 100 hoeven1) dat zich uitstrekt over een groot deel van het grondgebied van de latere gemeenten Hoeven en Oudenbosch. In dat gebied, iets ten zuiden van het huidige centrum van Oudenbosch, lag het Bossche Laag. Daar start men omstreeks 1300 met het steken van turf. Hier, in dit voormalige turfgebied, ligt nu het Arboretum. De Bansloot, die nog deels door de tuin loopt, diende voor het ontwateren van het afgegraven veengebied en dateert van omstreeks 1332.  Het zijn dus de cisterciënzers die vanaf midden dertiende eeuw een stevige stempel drukken op de geschiedenis van West-Brabant en, zoals na 1834 zal blijken, vooral ook op de ontwikkeling van Oudenbosch. In dat jaar namelijk stelt Robertus van Ommeren, superior van de orde, de jonge Willem Hellemons (1810-1884) aan als kapelaan in Oudenbosch. Hellemons is afgestudeerd in Rome en daar tot priester gewijd in de Sint Jan van Lateranen. Het is het begin van een ongekende ontwikkeling voor deze kleine, totaal verarmde gemeenschap.

Foto: Fred de Grunt

Het driemanschap

Rome en het leven daar heeft op Willem Hellemons een onuitwisbare indruk gemaakt. Zijn droom dat ‘Roomsche leven’ ook hier in het povere Oudenbosch waar te maken, wordt zijn levenswerk. Onvermoeibaar zet hij zich tot aan zijn dood daarvoor in. Het begint in 1840 met het stichten van de congregatie van de broeders van H. Aloysius van Gonzaga, (Saint Louis) die onderdak vindt in een pand aan de Kaaistraat, nu Prof. van Ginnekestraat 19. Hellemons heeft het geluk bij zijn levenswerk steeds twee mannen aan zijn zijde te vinden. Eerst en vooral is dat Johannes Huijbrechts (1812-1889), beter bekend als vader Vincentius, eerste algemeen overste van de broeders van Saint Louis en onvermoeibaar promotor van het pensionaat. Niet minder belangrijk is daarnaast burgemeester Hermanus van den Dries (1796 – 1866), lid van de Eerste kamer der Staten Generaal en samen met zijn gefortuneerde vrouw Anna Melort een belangrijke financier van vele plannen. Samen met ‘de kapelaan van Rome’, zoals Hellemons ook wel werd genoemd, vormen zij het driemanschap dat Oudenbosch in enkele decennia tot het ‘Rome van Nederland’ zal maken.   

Foto: plaquette op graf Vader Vincentius

zuidzijde Markt

Zicht op zuidzijde Markt omstreeks 1840 met helemaal links Herberg De Drie Koningen en rechts daarvan herberg ‘de Vragtkar’ en boerderij van Egidius van Rozendaal, foto van pentekening in ‘Tussen Windvaan en Koepel’.

De broeders

Al snel na de oprichting van de congregatie is er ruimtegebrek voor het pensionaat in wording. Met een schenking en een lening2) kopen de broeders in 1841 aan de Markt Herberg de “Drie Koningen” voor 3700 gulden. De vestiging aan de Markt, waarmee de congregatie meer ‘aanzien’ verkrijgt, zal een eerste bepalende ontwikkeling blijken in de geschiedenis van het Arboretum. Het driemanschap is er vanaf dat moment alles aan gelegen om de congregatie en het pensionaat aan de Markt gestaag uit te breiden. Economisch gaat het Oudenbosch na 1863 stukken beter, mede vanwege de aanwezigheid van het treinstation (1854), de opkomende suikerindustrie en de snelgroeiende internaten. Dat laatste biedt Saint Louis de nodige financiële ruimte voor uitbreiding met de Aloysisusbouw (1850) en de Kapel (1866) maar ook voor de bouw van de Basiliek H.H. Agatha et Barbara (1865-1880), de nieuwe parochiekerk. Het driemanschap organiseert, waarbij van den Dries en zijn echtgenote Anna Melort financieren. Zo dragen zij door aankopen en schenkingen eraan bij dat de broeders landerijen verkrijgen in het Bossche Laag en een voorgevel met aanzien kunnen realiseren aan de Markt. Ook het perceel achter het pensionaat dat grenst aan de Bansloot kon met behulp van het burgemeestersechtpaar worden aangeschaft en werd ingericht als moestuin. Een groot deel daarvan ligt nu in het Arboretum.

Als in april 1889 vader Vincentius overlijdt, reiken de bezittingen van de broeders van Saint Louis ten zuiden van de Markt tot ver in het huidige Albano. Dichter bij huis, achter de kapel, ligt dan een grote siertuin voor het ‘brevieren’ door de broeders, het ‘tuintje draaien’ met de pensionaatleerlingen en het houden van processies op Sacramentsdag. Meteen daarachter ligt een uitgestrekte moestuin. In 1899 wordt in de tuin een grote vijver gegraven waar broeders en internaatleerlingen in de wintertijd kunnen schaatsen.

Foto: Processie in de tuin; foto van pentekening in ‘Tussen Windvaan en Koepel’

 De paters

De tweede voor de geschiedenis van het Arboretum bepalende ontwikkeling begint in 1835. Het Latijns College, dat vijf jaar tevoren in een pand op de hoek van de Markt en de Molenstraat was gestart, neemt in dat jaar zijn intrek in een pand direct tegenover de huidige Basiliek H.H. Agatha et Barbara. Als het college daar in 1839 vertrekt, wordt het pand tot grote teleurstelling van het gemeentebestuur niet aan de gemeente verkocht, maar aan het vicariaat van Bisdom Breda. Dat bouwt ter plaatse een nieuw groot voorhuis en vestigt er een kleinseminarie. De achterliggende tuin, die momenteel gedeeltelijk in het Arboretum ligt en Paterstuin wordt genoemd, dateert in eerste aanleg van die tijd. Naar alle waarschijnlijkheid is in deze periode een van de kroonjuwelen van de het Arboretum geplant, te weten de Fagus sylvatica ‘Pendula’ ofwel de Treurbeuk.

Foto: Markt 68, Archief gidsen Kapel St. Louis

Nadat het bisdom de opleiding in 1878 verplaatst naar IJpelaar bij Breda nemen in 1879 de paters Jezuïeten hier hun intrek met hun Philosphicum, de vooropleiding voor hun priesters.Al direct maken ze uitbreidingsplannen waarbij de complete zuidvleugel wordt vervangen. In 1890 wordt het collegium Berchmanianum in gebruik genomen, door de Jezuïeten ook wel missiehuis Johannes Berchmans genoemd. Dit is het huidige Tivoli. Nico Molenaar, de architect van dit gebouw en leerling van Pierre Cuypers, krijgt ook opdracht voor de bouw van een bakkerij (1891). Dit gebouw is nu in gebruik is als ontvangstruimte van het Arboretum. De siertuin wordt verfraaid met gazon, bloemperken en een Lourdesgrot (1908). De daarachterliggende moestuin voorziet de kloostergemeenschap van groenten en fruit. Na de viering in 1928 van hun 50-jarig verblijf in Oudenbosch verhuizen de Jezuïeten naar Nijmegen. Hun bezit verkopen ze in 1929 aan de paters van de H. Familie. Die gebruiken het complex ook weer als seminarie tot ze in 1964 Oudenbosch verlaten en tuin en gebouwen verkopen aan hun buur, de broeders van Saint Louis. Daarmee is de krappe huisvesting waarmee de broeders in de jaren ’60 van de vorige eeuw kampten, in één klap opgelost.

Foto: Collegium Berchmanianum, huidige Tivoli, in aanbouw; Archief H. Vissia

De ommekeer

Maar het geluk blijkt van korte duur. Bij deze aankoop zijn de consequenties van het tweede Vaticaans Concilie (1962-1965), waar paus Johannes de XXIII bij de opening de vergadering van 2540 bisschoppen oproept tot ‘aggiornamento’ 3), het Italiaanse woord voor modernisering, zijn dan nog ongewis. De oproep van de paus zou echter in de tweede helft van de jaren zestig leiden tot het uittreden van circa 140 broeders. Ruimtegebrek verandert dan snel in leegstand en voor het werk in de tuin en het onderwijs en internaat worden noodgedwongen steeds meer gewone burgers ingezet. De boerderij in het Bossche Laag krijgt een zetbaas en in plaats van het telen van groenten en fruit gaat men over op het minder arbeidsintensieve kweken van bomen. Het moment waarop grond en gebouwen moeten worden afgestoten, dient zich al gauw aan. Nadat in de jaren zestig en zeventig de bezittingen in het huidige Albano aan de gemeente Oudenbosch zijn verkocht, wordt haar in 1983 een groot perceel direct achter en ten westen van de Kapel van Saint Louis te koop aangeboden. Voor de geschiedenis van het Arboretum zal de voorwaarde in de koopovereenkomst, dat circa 3 ha openbaar groen moet blijven, cruciaal blijken.

 

De geboorte van het Arboretum

De gemeenteraad van Oudenbosch besluit in december 1983 tot aankoop van de aangeboden grond en opstallen. Onmiddellijk na het besluit verrast raadslid Gerard Huypen de vergadering met het voorstel om op het bewuste perceel, met vooral moestuin en een klein stukje siertuin, een arboretum in te richten en daarvoor een krediet van 100.000 gulden beschikbaar te stellen. Als de raad na ampel beraad instemt met het voorstel en daarvoor 50.000 gulden beschikbaar stelt, is daarmee de geboorteakte van het Arboretum getekend en is feitelijk voorkomen dat dit stukje erfgoed een vrij toegankelijk park wordt. Burgemeester en wethouders hebben dan de opdracht het Arboretum te realiseren.

Als dat drie jaar later nog niet is gelukt, vraagt burgemeester Mangelmans, Wim Rennings om het Arboretum in privaat-publieke samenwerking te realiseren en daarbij het voortouw te nemen. Al snel verzamelt de laatste een groep van elf enthousiaste vrijwilligers om zich heen, de pioniersgroep. Een van hen, tuin- en landschapsarchitect Anton van Rooijen, ontwerpt het inrichtingsplan bestaande uit zes fasen. Al op 2 mei 1987 is de officiële opening van de tuin en kunnen inwoners van Oudenbosch een kijkje nemen in een gebied dat ruim 150 jaren voor hen verborgen was geweest. Fase 1 is dan al afgerond. De begrote kosten van het totale ontwerp bedragen 325.000 gulden waarvan de gemeenteraad in december van dat jaar 262.500 gulden voor zijn rekening neemt. Tegelijk besluit de raad de tuin voor vijftig jaar te verhuren aan de op 13 juli in dat jaar opgerichte stichting Arboretum Oudenbosch. Door beide besluiten springt het sein voor de uitvoering van de volgende fasen van het ontwerp op groen. De stichting zorgt zelf voor de ontbrekende 62.500 gulden en is vanaf dat moment beheerder van de tuin en schatbewaarder van een stukje religieus erfgoed. Tientallen vrijwilligers werken vanuit de entree aan de Ankerstraat gestaag aan de inrichting van het Arboretum, nog ongewis van belangrijke uitbreidingen die nog zouden volgen.

Foto: ontwerp van de tuin door Anton van Rooijen

Ontwikkelingen staan niet stil

Eind jaren tachtig ziet de firma B.P. Buys & Zn, buur van het Arboretum, af van een uitbreiding op een naastgelegen perceel. Daarop besluit de gemeenteraad van Oudenbosch in 1990 een groot deel van dat perceel toe te voegen aan het Arboretum. Omdat er voornamelijk naaldbomen worden geplant, krijgt dit nieuwverworven deel van de tuin de naam Pinetum.

Vijf jaar later, in 1995, verkoopt de congregatie het collegium Berchmanianum (huidige Tivoli) aan de familie Lips die er een hotel – restaurant wil vestigen. Hoewel de familie ook graag de gehele achterliggende tuin wil hebben, verkopen de broeders dit stuk tuin van circa 6.600 m2 voor een symbolisch bedrag aan de gemeente en in 1996 wordt het aan het Arboretum toegevoegd. Dit noemen we nu de Paterstuin.

Met deze inzet bereiken de broeders van Saint Louis dat het Arboretum wordt verrijkt met een bijzonder deel van de oude kloostertuin van de Jezuïeten met daarin o.a. de Platanus occidentalis (Westerse plataan, ca.1870), de Parrotia persica (Parrotia, ca.1925) en de Fagus sylvatica "pendula" (Treurbeuk, tweede helft negentiende eeuw.) Nog maar nauwelijks is deze uitbreiding achter de rug of de volgende dient zich aan. In 1999 biedt de congregatie het gemeentebestuur de oude bakkerij, het huidige entreegebouw, te koop aan. Nadat de koop in 2001 is gesloten en het pand als rijksmonument is bestempeld, duurt het nog tot 2004 voordat het bestuur van het Arboretum de huurovereenkomst tekent en kan beginnen met de hoogstnoodzakelijke, grootscheepse renovatie, die ruim 250.000 euro zou gaan kosten.

Nieuwe grenzen, nieuwe mogelijkheden

Als in 2006 de renovatie van de benedenverdieping  van het nieuwe entreegebouw  klaar is en de ingang van het Arboretum aan de Ankerstraat daarnaar is verhuisd, zijn de grenzen van het Arboretum nog altijd niet definitief. Het realiseren van het bestemmingsplan Tivoli e.o. om het religieuze erfgoed in het centrum van Oudenbosch een nieuw leven te geven, noodzaakt in de jaren erna nog enkele malen tot het ruilen van grond. De eerste ruil, nodig om de Aok-appartementen aan de noordoostkant te realiseren, vindt plaats in 2011. Als gevolg hiervan moeten de bedrijfsactiviteiten worden verplaatst van de oude loods (bouwjaar 1991) met opslagplaats naar de plek van de vroegere ingang aan de Ankerstraat. De tweede, die aan de noordwestzijde, is nodig om het parkeerterrein ‘Achter ’t Postkantoor’ te kunnen aanleggen. Beide transacties pakken profijtelijk uit. In de intussen volwassen geworden tuin komt de grotere, nieuwe loods met een ruime opslagplaats nabij de openbare weg heel erg van pas. De nieuwe ingang tussen de rij platanen, die eens de tuin van de Jezuïeten sierden, heeft veel meer allure dan de vorige. Het Pinetum is een stuk groter en mooier geworden. Het hekwerk aan de noord- en westzijde is vernieuwd. Met alle transacties is de tuin enkele honderden vierkante meters groter geworden en beslaat nu ruim vier ha. Bijzondere bijkomstigheid is nog dat de begraafplaats van de broeders van Saint Louis, een rijksmonument hiermee  op de ingang na geheel binnen het Arboretum is komen te liggen.

Foto: Voortuin Arboretum met zicht op Tivoli

Religieuze erfenis

 Dit verhaal laat zien hoe religieuzen en gewone burgers een bijdrage leverden aan een ontwikkeling die uiteindelijk in 1987 leidde tot het ontstaan van het Arboretum waarbij de religieuze wortels van de tuin ook tot op de vandaag de dag nog tastbaar aanwezig zijn: in de grot, het H. Hart- en Mariabeeld, het entreegebouw en de bijzondere bomen zoals de Treurbeuk en de Westerse plataan, die de tuin rijk is. We mogen het  Arboretum Oudenbosch met recht een voormalige kloostertuin noemen. Het zijn echter de gemeenteraad van Oudenbosch en vooral de elf pioniers die tekenden voor de geboorte van en de ontwikkeling tot de botanische tuin die het Arboretum nu is. Zij vormden het sluitstuk voor het behoud en ontwikkeling van dit stukje religieus erfgoed tot op de dag van vandaag, samen met vele vrijwilligers. De religieuzen die met hun grootse bouwwerken zoals de Basiliek, onderwijsvoorzieningen en pensionaten Oudenbosch gigantisch tot ontwikkeling en economische bloei hebben gebracht, zijn verdwenen.

Nu rust op de schouders van de lokale seculiere samenleving de taak om het omvangrijke religieus erfgoed in sociaal, cultureel en economisch opzicht met respect voor de erflaters, te behouden en te revitaliseren. Arboretum Oudenbosch, als voormalige kloostertuin, is hiervan alvast een geslaagd voorbeeld.

Foto: H. Hartbeeld in de beukencirkel

 

Geraadpleegde bronnen

  • UYTHOF BOVENDONK, centrum van West-Brabant, stichting Bovendonk i.s.m. Heemkundekring Hoeven, 2018, Stichting Bovendonk, ISBN 978-90-829612-0-1; pag. 10-15; 
  • Religieus Erfgoed in Oudenbosch, Het Rome van Willem Hellemons, Mark Buijs, 2019 Bern Media, ISBN 978-90-8972-276-8; pagina 23 t/m 31, 79 t/m 83, 138 t/m 142,
  • Tussen windvaan en koepel, Saint-Louis 1840-1940 Oudenbosch, gedenkboek van Broeder Christofoor – van Langen,1 maart 1940; met name hoofdstuk V, VII, XII, XXIII, bijlage III.
  • Oudenbosch in verleden en heden, H. Levelt, Zundert 1931 Electrische Drukkerij Vorsselmans: pag. 9, 30, 44, 121-122
  • Oudenbosch, Drs. J.W.C. van Casteren, Oudenbosch 1975, publicatie ter gelegenheid van 700-jarig bestaan van Oudenbosch, hoofdstuk 15, 16.
  • Jaarboek 2018, Heemkundekring Broeder Christofoor, W. Rennings ‘Hoe het Arboretum alsnog werd gerealiseerd’
  • Leenders, K.A.H.W. De waterhuishouding rond Oudenbosch in 1565. Den Haag, 2016  
  • De Bansloot, een historische parel; P. Pellenaars, Aesculus nr. 61 pag. 25 e.v.
  • Aesculus archief stichting Arboretum Oudenbosch, geraadpleegd i.v.m. ontwikkelingen na 1987.
  • Wikipedia: https://nl.wikipedia.org/wiki/Tweede_Vaticaans_Concilie (gezien maart 2020)

 

Noten

  1. Een hoeve was de hoeveelheid grond waarvan een boer met zijn gezin kon leven. De grootte van een hoeve was afhankelijk van de kwaliteit van de landbouwgrond en bedroeg 10 hectare op kleigrond en 15 hectare op zandgrond.
  2. De schenking van 1166 gulden wordt ontvangen van mevrouw Maria van Aart, weduwe van Petrus Bus, wonend in Fenkelstraat 61. Huisarts Maas verstrekt een lening van 5.000 gulden tegen een rente van 4% o.a. voor het bouwen van de school. Bron. Tussen Windvaan en Koepel hoofdstuk V, pag. 29, 30.
  3. Tijdens de openingsplechtigheid vroeg paus Johannes XXIII de bisschoppen om ‘aggiornamento’, het Italiaanse woord voor modernisering, ‘bij de tijd brengen’. Modernisering van de Kerk was volgens deze paus onontkoombaar en werd uitgedrukt door de gebiedende beeldspraak om 'de ramen van de Kerk open te zetten voor de frisse lucht van buiten'.