Bansloot

De Bansloot, een historische parel - door Pierre Pellenaars

Al enkele decennia houd ik me bezig met de geschiedenis van Brabant in het algemeen en specifiek die van West-Brabant. Daar we in het voorjaar gestart zijn met een complete vernieuwing van de website van het Arboretum, ben ik me o.a. nog eens gaan verdiepen in de geschiedenis van de prachtige Bansloot, welke dwars door het Arboretum loopt. Een aantal malen wordt gesproken over een voormalige Turfvaart welke gebruikt werd voor het vervoer van turf in de 17een 18eeeuw. Na het checken van diverse geschiedkundige verhalen over turf in onze streek, bleek mij dat deze beschrijving niet geheel klopt.

aansloot

Om meer duidelijkheid hierover te krijgen kom je automatisch terecht bij geschriften van de hand van Karel Leenders, historisch geograaf en de autoriteit op het gebied van de ligging en exploitatie van venen. Zijn boek Verdwenen Venen is zowat de turfbijbel. Maar ook andere artikelen van zijn hand zijn zeer interessant b.v. Turfvaarten, een geactualiseerde verkenning; Oudenbosch, van Turfoord naar Onderwijscentrum; Landschapsgeschiedenis van het Gastels Laag; de Waterhuishouding rond Oudenbosch in 1565. Maar ook Langs de rand van het Zand van Jan van den Noort is aan te bevelen. Hoewel er geen betrouwbare kaarten van vóór 1565 zijn, weet Leenders zich baserend op oude akten en geschriften, een plausibele beschrijving te geven over de loop van vaarten in ons gebied.

Turf- en zoutwinning

Zoals bekend werd turf gebruikt als brandstof. In de 13e  eeuw was Vlaanderen al een sterk ontwikkelde economische regio. Hierdoor was er ook een grote behoefte aan energie. Ook was het aantrekkelijk om zout te winnen uit veen, dat door regelmatige overstroming door het zoute water van zee en zeearmen verzilt was. Dit zout werd gebruikt voor de conservering van vlees en vis. Echter in de tweede helft van de 13eeeuw waren de eigen veengebieden ontgonnen en keken de steden , maar ook de kloosters uit naar andere veen gebieden. Het vele veen dat nog niet ontgonnen was in West Brabant was het eerste aangewezen gebied. De heren van Breda en Bergen op Zoom waren van oudsher eigenaren van deze wildernissen. Kloosters en Vlaamse ondernemers kochten bij hen het recht, een concessie, om deze gebieden te ontginnen. 

In eerste instantie werden gebieden ontgonnen welke dicht bij een uitvoerhaven aan open water lagen zoals Steenbergen, Roosendaal, Bergen op Zoom, Leur, Breda en Oudenbosch. Allengs ging men dieper zuidelijk het veen in. In de uitvoerhavens moest plaats zijn voor het afmeren van de turfschepen en voor de grotere zeeschepen. Overslag vond niet rechtstreeks plaats, maar de turf werd eerst op een turfhoofd gezet. Dat is een kade waar de turf werd gemeten en  gesorteerd en waar ook last- en vaartgeld werd betaald. Bovendien zorgde een turfhoofd soms voor een scheiding van zout en zoet, vers, water zoals in bv. Oudenbosch.

Hoe komt het dat we met zout water te maken hadden?  In de dertiende eeuw was Noordwest Brabant nog nauwelijks bedijkt.  De veengronden lagen iets hoger dan de zeespiegel. In het gebied lagen veenstroompjes die het water enigszins af voerden. Aan de monding van deze stroompjes verzilte het veen . Op een gegeven ogenblik werd dit zilte veen afgegraven om er zout uit te winnen. Maar omdat het gebied lager kwam te liggen kreeg de zee er steeds meer vat op. De mondingen schoven verder landinwaarts en de zoutwinners schoven mee.  Zo kon het gebeuren dat kleine stroompjes veranderden in getijdengeulen zoals Dintel, Mooie Keene en Roode Vaart. Maar het kon nog erger. Door de Elisabethsvloed van 1421  kwam het vlakke noorden van West-Brabant onder water kwam te staan. De Groote Waard verdronk, waardoor zo de Biesbosch ontstond. Hierna lag Oudenbosch aan zee.

De  opkomst en ondergang van de zoutwinning en – centra hing nauw samen met de geleidelijke overstroming van west naar oost. Gedurende de gehele 14eeeuw  werd zout bereid in Oudenbosch/Nieuwenbosch met als hoogtepunt de tweede helft van die eeuw. Volgens Leenders  werd het zilte veen vlakbij de steekplaats verbrand tot zoute as, de zel. Daarna werd dit vervoerd naar de zoutketen, waar de zel met water werd gemengd, waardoor het zout in oplossing kwam. Op een gegeven moment dwarrelden de asresten neer. De laag smurrie die zich op de bodem afzette werd afgevoerd naar de afvalberg of zelleberg. In Oudenbosch heet het gebiedje waar dit gebeurde nog steeds de Zellebergen. De overgebleven zoutoplossing werd gefilterd en met behulp van turf verwarmd en ingedampt.

Hoe Oudenbosch ontstond

Aan het einde van de 13e eeuw bestond Oudenbosch eigenlijk nog niet. Op  een hoge zandkop te midden van de lage moeren groeide het Baarlebos, waar nu de dorpskom is. De Abdij van St.-Bernaarts aan de Schelde bij Hemiksem had het gehele gebied van het huidige Oudenbosch en Hoeven in eigendom weten te verwerven van de heren van Breda . In 1275 schonken namelijk Arnoud van Leuven en zijn echtgenote Elisabeth, heer en vrouwe van Breda, het Baarlebos en 200 bunders moeras aan genoemde abdij.  

Rond 1300 begon de Abdij zelf moergronden ter vervening uit te geven. Eerst hadden zij al de Zoute Vaart laten graven  ( de huidige Oudenbossche Haven ) vanaf de rivier de Barlake naar het Baarlebos. Aan de westzijde van het bos werd een turfhoofd ingericht van 2,5 ha.. Even verderop aan de dwarse zoute vaart (nu het Oost Vaardeke ) , die uit de lange Zoute Vaart komt, werden een aantal percelen gevormd waarop zoutketen gebouwd zouden worden.  Nadrukkelijk werd door de abdij verboden dat moerneerders hier een kompleet dorp van zouden maken. Hen werd verboden om molens , scholen, kosterijen etc. te bouwen. Echter het dorp groeide vanzelf door steeds meer hutten en loodsen rond het Turfhoofd, maar hierdoor verdwenen er ook steeds meer bomen van het Baarlebos. Bij de uitmonding van de Zoute Vaart in de Barlake ontstond door ontginningswerk ter hoogte van de tegenwoordige Schans , Nieuwenbosch, , dat in 1310 een parochie werd. De nederzetting waaraan het Baarlebos werd opgeofferd, ging men toen Oudenbosch noemen. Tijdens de Elisabethsvloed van 1421 werd Nieuwenbosch door de zee verzwolgen en de bewoners vluchtten naar het hoger gelegen Oudenbosch.

In 1301 of 1302 is ook een turfvaart gegraven: de Verse Vaart, een vaart met zoet water , die niet in open verbinding met de zee staat. Deze vaart is gegraven in opdracht van 4 ondernemers, die in 1301 van de abdij 300 ha.  veengrond ten zuiden van het Baarlebos, in het Bossche Laag, hadden verkregen om er turf te steken. De turfvaart bleef bij het turfhoofd gescheiden van de Zoute Vaart en bleef daardoor gevuld met zoet water.  Deze vaart liep dwars door het Bossche Laag  langs de huidige Vaartweg ,  Molenstraat en West Vaardeke naar het Turfhoofd.

Voor de loop van wegen, vaarten en kanalen baseert Leenders zich op de Gastelse Kaart van 1565. Tot die tijd waren kaarten niet erg betrouwbaar en moesten meer gezien worden als prenten. De Gastelse kaart van 1565 ( in 1590 is er nog een gemaakt) is vervaardigd door Jan Symonszoon Indervelde uit Oud Gastel , geassisteerd door de Bredanaar Cornelis Pieterszoon. De opdracht kregen ze van de in Brussel zetelende Raad van Brabant. De heren werkten veel nauwkeuriger met driehoeksmeting. Bovendien werd er op schaal getekend. De Raad van Brabant moest recht spreken in verband met een ruzie over de grenzen van en aantal grootgrondbezitters, nl. Jan IV Glymes van Bergen op Zoom en de abt van het klooster van Sint Bernaarts.

Gastelse kaart

Fragment uit de Gastelse Kaart van 1565

 

De Bansloot

Op  de Gastelse Kaart is duidelijk de Verse Vaart te zien maar ook de in 1332 gegraven Bansloot. Vooraleer nader in te gaan over de loop van deze sloot, eerst iets over de naam. De naam Bansloot bestaat uit 2 delen Ban en sloot. Ban is een historisch gerechtsgebied. In vroeger tijden was een ban ook wel een landvoogd. Sloot is een gegraven watergang om overtollig water af te voeren, teneinde wateroverlast te voorkomen. Belangrijk is dat de doorstroming onbelemmerd is. Hiertoe worden sloten bij schouw gecontroleerd. Een bansloot is dus een sloot die gerechtelijk geschouwd wordt.

aansloot 2

De Bansloot zorgde voor het afvoer van het overtollige water uit het moergebied het Bossche laag. Hij eindigde in de Zoute Vaart/ Oudenbossche haven middels een sluisje , met als doel de haven door te spoelen. Ook op latere kaarten komt de bansloot voor; maar noordelijk van het Oudenbossche laag heet dit water het Spui. De Bansloot/Spui kruiste de turfvaart tweemaal. Ten zuiden van de kom van Oudenbosch ter hoogte van de tegenwoordige Molenstraat, was er een aquaduct (misschien een eenvoudige duiker) en ging het Spui onder de vaart door. Vervolgens ging de sloot noordelijk en kruiste de weg naar Gastel om vervolgens vlak voor het turfhoofd , bij het West Vaardeke, wederom onder de turfvaart door te gaan en via een sluis in de haven uit te monden. Oudere Oudenboschenaren weten nog heel goed dat er ten oosten van Kluswijs aan de Zandeweg een sloot was welke onder de weg door liep. Van het brugje is aan de zuidkant de gemetselde rand nog aanwezig. Voorts liep deze sloot via de oostkant van de Zellebergen naar de haven via het tracé, waar nu de Sluispoort is. Het dichtgemetselde sluisje is aan de haven bij de Sluispoort nog te bewonderen  ( zie foto). Aangezien de Bansloot op het noordelijk deel, het Spui werd genoemd werd later de wijk, welke  in de 2ehelft van de 20eeeuw in dit gebied werd gebouwd ook het Spui genoemd. 

Leenders is er duidelijk over dat de Oudenbossche Bansloot niet gebruikt werd als turfvaart. Overigens kwamen in vele moergebieden bansloten voor. De Bansloot welke hierboven beschreven is en door het Arboretum loopt moet echter niet verward worden met de bansloot van het Gastels Laag. Ten tijde van de ontginning van het Oudenbossche Laag werd ook het Gastels Laag  ontgonnen. Ook daar was afvoer van water en turf nodig. Voor de afwatering werd een Bansloot aangelegd, welke mogelijk ook als turfvaart is gebruikt. Ook deze sloot is te zien op de Gastelse kaart .Op latere kaarten wordt deze dan genoemd de grenssloot met Gastel, uitwatering of Bansloot. Deze sloot kan men nu nog zien bij de Heinsbergse weg en na onder de weg Gastel-Oudenbosch door te zijn gegaan achter de Zoutlaan richting Oudenbossche haven.

In de tweede helft van de 14eeeuw zijn de veengebieden rond Oudenbosch vrijwel leeg geturfd. Voor het Oudenbossche Laag was dat in 1350 al het geval. En, zoals eerder gesteld, de turfwinning schoof steeds zuidelijker op. Rond 1400 werd de laatste hand gelegd aan het verlengen van de turfvaart richting het pas gestichte Rucphen. Daarna volgt een verdere verlenging naar een “schijve moers” ten zuiden van Rucphen. Dat is het latere Schijf. Hierna werd de vaart doorgetrokken tot Nieuwmoer. Een lengte dus van ongeveer 20 kilometer. Uiteindelijk blijft Oudenbosch hierdoor een belangrijke turfuitvoerhaven tot de oorlogsellende van de 80-jarige oorlog in 1583 het dorp treft. In dat jaar werd het dorp plat gebrand en geplunderd door de troepen van Oranje.

Een historische parel

Tot zover de geschiedenis van Oudenbosch en de Bansloot. In het kader van Het Jaar van de kroonjuwelen stonden in 2017 twintig bomen en struiken in de spotlights. Wellicht zou je aan die kroon nog een juweel kunnen toevoegen: de Bansloot, een historische parel. Bij al het moois waarvan te genieten valt in ons  prachtige Arboretum is aandacht voor de Bansloot zeker de moeite waard!

Bronnen:

Leenders, K.A.H.W (2013). Turfvaarten. Een geactualiseerde verkenning. Den Haag, academia.edu. 

Leenders, K.A.H.W. (2013). Verdwenen venen. Woudrichem, Pictures Publishers.

Leenders, K.A.H.W. (2016). De waterhuishouding rond Oudenbosch in 1565. Den Haag, academia.edu.  

Leenders, K.A.H.W. (1996). Landschapsgeschiedenis van het Gastels Laag. Tilburg, Staatsbosbeheer Regio West.

Leenders. K.A.H.W. (geraadpleegd 2017). Oudenbosch, Van Turfoord naar Onderwijscentrum.